Vele experimenten met olie-evenwichtsvormen worden uitgevoerd in het water-alcohol-mengsel. Het zijn omslachtige experimenten. Ze worden later hernomen met dunne vliezen, waarbij dezelfde experimenten véél eenvoudiger uit te voeren zijn en in grote trekken dezelfde besluiten opleverden. Dunne vloeistofvliezen zijn door hun minimaal gewicht in feite "onttrokken aan de zwaartekracht" en nemen dus zoals de oliemassa's analoge evenwichtsvormen aan. Het meest bekende voorbeeld is de zeepbel die een sfeervorm heeft en equivalent is met de oliesfeer in de Proef van Plateau.

Om zijn experimenten uit te voeren en zijn voorspelling te testen gebruikt Plateau een "liquide glycérique"-oplossing. Het is François Donny (1822-1896) die hem een idee voor de samenstelling suggereert. Experimenteren leidt tot een recept met als samenstelling: 3 delen waterige gefilterde oplossing van Marseille-zeep en 2 delen zuivere glycerine. Plateau zegt dat het niet altijd zo eenvoudig is om de producten in voldoende zuiverheid of concentratie te vinden. Na kortstondige onderdompeling van de draadfiguren in "liquide glycérique", vormen zich tussen de draden laminaire vliezen.

Draadmodellen voor de studie van de vorming van vloeistofvliezen.
Foto MD.
Collectie J.Plateau, Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen, Universiteit Gent.

Plateau laat voor zijn onderzoek van de wet-matigheden bij de vorming van vloeistofvliezen een 80-tal verschillende draadmodellen bouwen. Daaronder zijn er een aantal die als demonstratie-instrument zeer mooie vliesvormen produceren. Het rechtse draadmodel vormt bij onderdompeling in de "liquide glycérique" oplossing de bloembladeren van een tulp.

0


Stereofoto's van laminaire zeepvliezen gevormd in de draadmodellen van Plateau.
Foto A.L. Neyt, Gent, ca. 1880.
Collectie J.Plateau, Gent.

Plateau vindt de volgende wetmatigheden:
1. van elke rand van het vaste raam vertrekt één vlies,
2. aan een vloeistofrand kunnen niet meer dan 3 vliezen samenkomen; ze vormen dan hoeken van 120°,
3. de vloeistofranden die samenkomen in een vloeistofpunt zijn altijd met 4 en deze maken hoeken van 109° 28'.

De laminaire oppervlakken die hier bekomen worden, verschillen dus niet (of nauwelijks) van wat hij bekwam met een oliemassa in een alcohol-water-omgeving. De laminaire vliezen vertonen door interferentie van het opvallend licht allerlei kleuren. Plateau slaagt er in de dikte van de vliezen te berekenen en kan daarmee een schatting maken van de actieradius van de moleculaire krachten die deze vliezen samenhouden.